Pfifferlingen en Steinpilzen
Als je het over Zuid-Duitsland en Tirol hebt, denken mensen al gauw aan Bratwurst en Schnitzels. Eerlijk gezegd laat ik de Bratwursten altijd links liggen, en de Schnitzels eet ik zelden. Op culinair gebied hebben deze streken namelijk veel meer te bieden.
Tijdens mijn laatste vakantie in augustus kon ik mijn hart ophalen: het was paddenstoelentijd. Van jaren geleden herinner ik me nog hoe onze Tiroolse kennissen met manden vol thuiskwamen. In de keuken werden hun vondsten uitgestald op een dienblad en behandeld alsof het om dure biefstuk ging. Ik waagde het niet om ze zelf te verzamelen, want zulke dingen kun je beter aan kenners overlaten. Een bericht dat destijds op de radio in Tirol te horen was, bevestigde mij daarin: Duitse toeristen waren na het eten van zelfgeplukte paddenstoelen met vergiftigingsverschijnselen in het ziekenhuis opgenomen. Nee, dan kun je je veel beter in een restaurant laten verwennen.
De kaarten boden een keur aan gerechten, vaak met Pfifferlingen als ingrediënt, maar af en toe ook met Steinpilze. Die eerste kennen we in Nederland beter als cantharel. Als kind heb ik ze in mijn ouderlijk huis wel gegeten, maar tegenwoordig staan ze hier op de rode lijst. Ook in Tirol schijnt hun aantal af te nemen, maar dat was op de diverse menukaarten nog niet merkbaar. De Steinpilz heet bij ons boleet en die heb ik, eerlijk gezegd, in Nederland nog nooit gegeten. Dat komt misschien omdat paddenstoelen en bergen voor mij bij elkaar horen.
Wat is het heerlijk om na een lange wandeling op een terras neer te strijken en daar Tortellini met Steinpilze, of zo'n enorme Semmelknödel met Pfifferling-Rahmsauce te eten. De temperatuur is aangenaam en langzaam zakt de zon achter de bergen. Calorierijk? Absoluut! Maar wat doet dat er op zo'n moment toe?